Volgens Patrick Develtere, ACW-voorzitter en professor Ontwikkelingssamenwerking aan de KULeuven, komt veel onbegrip voort uit het tunnelperspectief dat we hanteren. We stappen in de wagen, onze koffer volgeladen met kennis en middelen, en we rijden door de donkere tunnel zo snel mogelijk op het lichtende einddoel af. Omdat het donker is, is ons zicht op de omgeving beperkt, maar dat is geen hindernis, want de lichtbaken op het einde van de tunnel geeft de richting aan. “Gelukkig evolueert de ontwikkelingssamenwerking de laatste jaren van een tunnel- naar een panoramaperspectief, weet Develtere. Velen beseffen dat we ontwikkeling in een heel complexe omgeving met veel onverwachte factoren moeten plaatsen: de mensen, de steeds veranderende omgeving, het bestuur,… Sommigen komen dan tot het terechte besef dat in een omgeving die hun nooit helemaal eigen wordt, je beter iemand van ter plaatse aan het stuur zet. Iemand die de mensen kent en feilloos de juiste omgangsvorm kiest. Dat bereidt de bodem voor een relatie van gelijkwaardigheid en dialoog.” Als het Noorden niet langer in de driver’s seat plaatsneemt, ligt ook het initiatief en de formulering van de ontwikkelingsdoelstelling niet meer in hun handen. In een moderne samenwerking gaan meerdere actoren samen op zoek naar hun gedeelde vraagstelling rond een thema. “Een absolute basisvoorwaarde, vindt Marc Craps, want jouw probleem is niet noodzakelijk dat van de andere en wat voor de één een oplossing is, is voor de ander het probleem. Het gaat niet zozeer om tegengestelde belangen, als wel om verschillende referentiekaders. Door de vraagstelling van alle betrokkenen te verenigen, vul je helaas niet ieders agenda, maar het is de enige duurzame weg. Een weg die traag en stapsgewijs loopt, want vertrouwen tussen partners kan je maar langzaam opbouwen. Je moet zoeken naar wat je bindt en vertrekken van heel concrete vragen, niet de grote ideologische kwesties, die vaak polariseren.” Tijd, veel tijd dus, en dat in een wereld waar uren in dollars worden geteld… De idee dat een project maximaal 4 à 5 jaar mag duren won in de vroege jaren 80 veld. Vandaag zijn de meeste ontwikkelingspartners het erover eens dat een partnerschap een langetermijnopdracht is, die tijd moet krijgen om te rijpen, hoewel de evaluatie en monitoringplicht die goede intenties vaak doorkruist. Patrick Develtere: “Noord-Zuidpartnerschappen zijn zoals gemengde huwelijken: er zijn de onvermijdelijke culturele botsingen of onbegrip, maar de beste partnerschappen zijn langdurige relaties waarbij we blijven samenwerken in goede en kwade dagen. There is no shortcut to development. Tijd geven kan je op verschillende manieren. Tussendoelstellingen kunnen heel wat druk van de ketel halen. Maar tijd geven is ook de ritmiek van ter plaatse respecteren. Een ngo mag dan een vijfjarenplanning aanhouden, de lokale organisatie heeft haar eigen ritme van vergaderingen, congressen en andere mijlpalen. Ons tijdskader opleggen is geen oplossing.” Dimitri Renmans, KUL-onderzoeker over het EU-buitenlandbeleid in Congo, stelt vast dat het Westen niet erg vertrouwd is met langetermijnprojecten. “We zetten ons vast op een periode van 4-5 jaar en focussen eenzijdig op resultaten. Nochtans heeft het Westen zijn eigen ontwikkeling bereikt met vallen en opstaan en gespreid over vele jaren. Het proces is belangrijker dan het resultaat. De mate van lokale participatie in een project is een veel interessantere indicator van succes dan het beoogde resultaat. Men kan op een slechte manier een goed resultaat halen en anderzijds kan een groep bijzonder goed werken, maar door omstandigheden niet het verhoopte resultaat bereiken.” Patrick Develtere noemt dit een Catch 22.1 “De ontvanger kan niet zeggen dat een voorstel onzinnig is, want dan stopt de geldstroom. Daarom spreekt hij de taal van de schenker. Ontwikkelingspartners staan vaak voor een Samaritaans dilemma. Onderzoek toont aan dat zodra de ene de wil toont om te helpen (en zijn doelstellingen te bereiken), de andere zich in die verhouding nestelt en onbewust een suboptimaal gedrag toont. Hij werkt slechts als instrument van de Samaritaan en in functie van diens doelstellingen. Als de Samaritaan in zijn opzet slaagt, zal hij bereid zijn een volgend project te steunen. Zo zijn er talrijke voorbeelden van absurde projecten in het Zuiden, maar er wordt wijselijk gezwegen. Ontwikkelingssamenwerking kan maar slagen als echt alles gezegd kan worden.” Om deze impasse te vermijden, pleit Marc Craps voor een bewustzijn van interdependentie. Samenwerking is geen waarde op zich, stelt hij, want het is niet altijd de meest ef ciënte werkwijze. We werken samen omdat het Noorden en het Zuiden op elkaar aangewezen zijn. Velen hebben in het verleden hun autonomie en autarchie overschat, maar botsten op hun grenzen van middelen en tijd. Ze konden hun werk niet altijd be- stendigen na hun vertrek. Een Noordelijke ngo is totaal afhankelijk van de Zuiderse partner, anders krijgt hij op het terrein geen voet aan de grond. Niemand contro- leert het gebeuren eenzijdig, elk heeft zijn eigen inbreng: geld, expertise, contacten, lokaal prestige, terreinkennis enzovoort. Enkel het besef van wederzijdse afhankelijkheid kan tot een gelijkwaardigheidsrelatie leiden. van het grootste belang. Alleen door lange gesprekken kom je te weten wat er écht aan de hand is, zoals machtsrelaties of corruptie. Door onze langetermijnrelatie bespreken onze partners hun problemen openlijk, als onder vrienden. Onze mensen logeren bij de partners en wanneer zij ons bezoeken hebben wij een bed voor hen klaarstaan. Toch staat die persoonlijke band het professionalisme niet in de weg. Wij spreken zeer duidelijke taal bij commerciële meningsverschillen, maar omwille van die langetermijn- en vriendschapsband, breken we daarmee geen potten.” Wie relaties zegt, zegt communicatie; wie communicatie zegt, zegt cultuur. Een wespennest waar menig beginner zich op verkijkt. “Jonge collega’s hier in België zetten we vaak aan om de telefoon te nemen in plaats van zich achter tien veilige email te verschansen, zegt Isabel Vertriest (Oxfam Zuiddienst / Partnerschappen). In Zuid-Afrika spelen tribale verschillen heel sterk en tussen sommige Latijns-Amerikaanse landen zit er een haar in de boter omwille van vroegere twisten. Tussen Nicaragua en Costa Rica bijvoorbeeld, of tussen Ecuador en Peru.” Ook Leo Ghysels heeft na jarenlange Zuidervaring geleerd om de zaken met de bril van de andere te bekijken. “Dat leidt tot vaak confronterende inzichten, zegt hij. Een Palestijnse partner verdedigde ooit Sadam Hoessein. Ik had daar enorm veel moeite mee, maar door de zaken vanuit zijn situatie te bekijken, kon ik meer begrip opbrengen voor zijn standpunt, zonder het evenwel goed te keuren. Je verplaatsen in de schoenen van de andere maakt je milder en helpt je om een persoonlijke visie over een land te ontwikkelen. De grote politieke lijnen zijn slechts een leidraad.” Of hoe het perspectief van de andere steeds weer de sleutel voor samenwerking blijkt.
SYLVIE WALRAEVENS Marc Craps (HUB) wijst op de achterhaalde en beperkte term ‘Noord-Zuidpartnerschappen’. Ontwikkelingssamenwerking heeft de laatste 20 jaar een enorme evolutie gekend, zegt hij. “In de jaren 90 werden vooral partnerschappen tussen Noordelijke en Zuidelijke ngo’s afgesloten. Vandaag ontstaan samenwerkingen veelal vanuit een strategisch denken en komt het veel vaker voor dat alle relevante actoren rond één thema of project worden samengebracht: de ngo’s maar ook lokale overheden, bedrijven en andere betrokken partijen. In die samenwerking is de Noord-Zuidterminologie achterhaald. Er zijn geen twee fronten. Andere breuklijnen zijn vaak veel sterker dan tussen Noord en Zuid. Zo kan de kloof veel dieper zijn tussen stedelijke en plattelands-ngo’s of tussen organisaties die technische steun verlenen en groepen die eerder sociaal-procesmatige expertise hebben. Sommige Noordelijke ngo’s hebben meer affiniteiten met hun Zuidelijke partners dan met andere Noordelijke organisaties. Hét Zuiden bestaat ook niet. De culturele, economische en politieke situatie van landen op het Zuidelijk halfrond is bijzonder divers, net als in het Noorden. Vandaag zijn sommige Europese landen noodlijdender dan bepaalde landen in het Zuiden.” In de hedendaagse ontwikkelingssamenwerking maakt een nieuw soort partnerschappen steeds meer opgang: de samenwerking tussen gelijkaardige of het model van de vierde pijler. Experten uit één of ander professioneel domein delen hun kennis en ervaring met mensen uit dezelfde sector in het Zuiden. Wie de bancaire sector als zijn broekzak kent of een jarenlange ervaring in een technische materie of in vakbondswerking heeft opgebouwd, heeft een beter begrip van de complexiteit van de materie. Patrick Develtere (KUL) pleit voor kennisverwerving in plaats van kennistransfer: wie een kennisbehoefte heeft, moet de vrijheid krijgen om die kennis te verwerven en ze aan te passen aan de eigen behoefte. “Een tekort aan boekhoudkundige kennis kan misschien opgelost worden in de eigen hoofdstad, in een buurland of via het internet. Niet iedereen moet het Belgische of Franse systeem opgelegd krijgen. Maar wie durft te zeggen dat hij reeds een ander model onderwezen heeft gekregen, met het risico dat de partner zich terugtrekt?” Hanneke Renckens werkt sinds 23 jaar in Ecuador. “Ik geloof dat samenwerken vanuit het besef dat we cultureel gelijkwaardig zijn de meeste kansen geeft op een horizontale uitwisseling, zegt ze. Culturen zijn evenwaardig en overstijgen daarom gemakkelijker het ondergeschiktheid denken dat steeds weer opduikt in financiële afhankelijkheidsrelaties. Het vervlechten van cultuurexpressies zoals muziek, taal, maar ook consumptiepatronen is daarom heel belangrijk in het opbouwen van partnerrelaties. Dimitri Renmans onderzoekt aan de KUL het buitenlands beleid van de Europese Unie, vooral in Congo. “Ownership is een centraal begrip in de hedendaagse ontwikkelingssamenwerking, zegt hij. Op het niveau van de samenwerking tussen de EU en de partnerlanden betekent dit dat elk land zelf zijn ontwikkelingsstrategie uitwerkt. De donoren moeten vervolgens hun steun afstellen op wat in het partnerland besloten is en de lokale uitvoeringsorganen gebruiken. Dat noemen we alignment. Maar vaak loopt het daar fout. Veel donoren komen graag met eigen plannen. Als die niet met volle overtuiging worden uitgevoerd en de evaluatie negatief uitvalt, wordt de lokale partner met de vinger gewezen. Nochtans is na een iets grondigere analyse de situatie duidelijk: alignment gebeurt al te vaak op basis van strategieën die niet echt lokaal werden beslist. Je kan geen wereldvreemde structuren opleggen. Het Noorden moet leren accepteren dat de dingen elders anders zijn.” AZV stuurt vrijwillige artsen en verpleegkundigen voor perioden van minimaal twee à drie weken naar Afrika om tijdens hun vakantie hun kennis te delen in lokale ziekenhuizen. “Wij schuiven tijdelijk horizontaal in in de lokale organisatie en werken onder de verantwoordelijkheid van de lokale directie, zegt directeur Jan Goossens. Dat impliceert reeds een groot respect voor de lokale gemeenschap. Wij dringen erop aan dat wie als vrijwilliger vertrekt, zich niet baseert op de normen van hier, maar werkt volgens de gebruiken van ter plaatse en met de lokale middelen. Het beginuur van een operatie hangt bijvoorbeeld af van de lengte van de regenbui waardoor de lokale verpleegster zich moet verplaatsen. Wij moeten niet eisen dat zij om 8 uur starten omdat onze ploeg daar toevallig aanwezig is. Zo zijn er talrijke culturele verschillen, vaak door de leefomstandigheden ingegeven. Verpleegkunde heeft bij ons nog vaak een connotatie van roeping, bij hen is het een job. Als een moeder een kind verliest, is het verdriet niet minder, maar het wordt anders beleefd vanwege hun sterke geloof in het transcendente. Respect voor de lokale bevolking is voor ons erg belangrijk. Daarom worden nieuwe vrijwilligers steeds vergezeld van ervaren collega’s. Jonge avonturiers worden geweerd. Wij zoeken ervaren specialisten met een zekere talenkennis om het persoonlijke contact te vergemakkelijken. De wil om je kennis te delen en een gezonde interesse voor Afrika zijn andere criteria. Wij springen niet lichtzinnig om met onze selectie, want de persoonlijke relaties met het lokale personeel en de bevolking wegen minstens even zwaar door als wat wij daar technisch realiseren.” “Met de Artsen zonder Vakantie hebben wij een relatie op voet van gelijkheid. Zij komen op onze vraag en op die van de medische diensten van Zuid-Kivu, niet met vooraf vastliggende programma’s. Ze werken binnen onze structuren en vragen wat onze vormings- en materiële noden zijn. Wanneer andere organisaties het gevaar ontvluchten, blijven zij aan onze zijde. Ze logeren ter plekke en blijven ’s avonds informeel napraten. Dit is een menselijke relatie op alle niveaus, een echt partnerschap, met respect voor de cultuur en waarden van de bevolking.” How Do We Help? The Free Market in Development Aid The process of partnership construction: anticipating obstacles and enhancing the likelihood of successful partnerships for sustainable development Barbara Gray in P. Glasbergen, F. Biermann & A. Mol, Partner- schips, Governance and Sustain- able Development. Re ections on Theory and Practice (2007). Making partnerships work. A practical guide for the public, private, voluntary and community sectors A. Wilson en K. Charlton. Ellen Tijkotte: Communicerende vaten: gedeeld ownershipdossier
Noord-Zuid-partnerschappen. Een les in nederigheid
We willen geen open deuren intrappen: er zitten uiteraard lichtjaren tussen de tijd dat de alleswetende en vermogende blanke het arme en achterlijke Zuiden ter hulp kwam, en de hedendaagse, participatieve partnerrelaties. Maar botert het altijd zo goed? De samenwerking tussen Noord en Zuid is zo complex dat er nog steeds ruimte is voor verbetering.
Behoorlijk opvallend waren de resultatenvan de enquête die n’GO in 2011 afnam bij de Belgische ngo’s. Toen gevraagd werd naar de reden van moeilijkheden in de relatie met de Zuidelijke partner, schoof 50% de oorzaak in de schoenen van de partner. Slechts 3% stak de hand in eigen boezem. Vooral relationele aspecten zoals communicatie en culturele barrières bleken roet in het eten te gooien, maar ook gebrek aan competentie of het niet respecteren van deadlines. “Dat beantwoordt perfect aan de klassieke attributietheorie, reageert Marc Craps, onderzoeker aan de HUB. De andere is altijd kop van jut als het fout loopt. Dat heeft te maken met onze verwachtingen. We zoeken een partner naar ons beeld en gelijkenis. Ofwel creëren we die, ofwel beelden we ons in dat de partner is zoals wij. Als hij zich weerbarstig toont, is het zijn fout. We zien daarbij over het hoofd dat de partner vaak niet kan beantwoorden aan onze verwachtingen, om velerlei redenen.”
Tunnel of panorama
Naar een gedeelde vraagstelling
In goede en kwade dagen
De impasse van het geld
Tijd dus, maar ook geld. Het hoge woord is eruit. Want hoe bouw je in ’s hemelsnaam een evenwichtige relatie uit als de partner in een nanciële afhankelijkheidsrelatie zit? Ellen Tijkotte, trainer in partnerschappen en Management for Development Results bij MDF Training & Consultancy, legt de vinger op de wonde: “Het Noorden zit in een verschrikkelijke tweestrijd. Het wil aan capaciteitsopbouw doen in het Zuiden en streeft naar ownership. Dat betekent dat ze de controle deels uit handen moeten geven en aan de Zuidpartners moeten vragen hoe ze hen kunnen assisteren. Het ultieme doel is immers dat ze zelf overbodig worden. Anderzijds willen de geldschieters weten wat er precies met hun geld gebeurt en dus belanden we toch weer in een situatie waarin eenzijdige verantwoording het ownership in het Zuiden overschaduwt. De gedwongen focus op verantwoording brengt vele Noordelijke organisaties in een impasse: het dilemma tussen duurzame resultaten behalen en voldoen aan verantwoordingsverplichtingen.”
Zelfoverschatting
Patrick Develtere ziet het meeste heil in samenwerkingen met lokale partners die reeds voor de samenwerking bestonden en een missie en strategie hebben. Zij staan in de beste positie om aan Noordelijke ngo’s te vragen om in hun doelstellingen een eind mee te gaan. Voorbeelden zijn de landloze-boerenbeweging in Brazilië of de Self Employed Women’s Association in India.Vrienden onder elkaar
Partnerparticipatie staat centraal in het beleid van Oxfam Wereldwinkels. “Oxfam heeft ietwat aparte partnerrelaties omdat we handel drijven met het Zuiden en geen geld of expertise exporteren, verklaart Leo Ghysels (Zuiddienst/Partnerrelaties). “Onze relatie is dus evenwichtig: wij hebben elkaar nodig. Toch maakt de manier waarop je die handelsrelatie invult het verschil. Informele contacten zijn
Lees eens een boek
Veel Zuiderse landen hebben immers geen sterke emailcultuur en een oplossing voor een probleem kan dan lang op zich laten wachten. Ik vind het bovendien heel belangrijk om mensen regelmatig in levende lijve te ontmoeten. Ook bij face to face-contacten is veel voorzichtigheid en maturiteit geboden. Je kan mensen gemakkelijk beledigen, zonder kwaad opzet. Om de volksaard écht te leren kennen, lees ik regelmatig lokale romans. Ik werkte jarenlang in Nicaragua. Hun mystieke gevoeligheid of de subtiliteiten van hun taalgebruik komen heel sterk naar voren in hun literatuur. Ook enige historische kennis over het land is geen overbodigheid. Heel wat thema’s liggen bijzonder gevoelig en worden beter vermeden of met zachtheid benaderd. Maar ook tussen schijnbaar verwante volkeren vormen kleine verschillen soms de grootste barrières.
Noord-Zuid: een achterhaalde breuklijn
Het potentieel van de vierde pijler
Hanneke Renckens (Regionaal verantwoordelijke Andes, Vredeseilanden).
Die afhankelijkheid kan ook beperkt blijven als de Zuidelijke partner alternatieve inkomstenbronnen heeft. Onze Peruviaanse partner Junta Nacional del Café bevindt zich bijvoorbeeld in die situatie en kan daardoor zelf bepalen met wie ze in zee willen en steun vragen voor wat zij als prioriteiten definiëren. Duidelijkheid in afspraken vind ik even essentieel voor het welslagen van een partnerrelatie. Het belang van een nauwgezet contract mag niet over het hoofd gezien worden, een contract waar beide partners aan moeten voldoen. Vredeseilanden is een grote voorvechter van horizontale relaties en zodra ik in een rol wordt geduwd van zuivere financier, probeer ik dat te doorbreken. Samen nadenken en op zoek gaan naar gedeelde verwachtingen, geeft de beste garanties. Die piste openhouden via uitwisselingen, zodat mensen van het Zuiden een zicht krijgen op de brede werking en visie die verder gaat dan hun project, is daarvoor een interessant mechanisme.”Ownership en alignment, een dubbelzinnige alliantie
Artsen zonder vakantie
Jan Goossens, directeur AZV
“Onze vrijwilligers worden streng geselecteerd.”
Maria Masson, Directrice van Bureau Diocésain des Œuvres Médicales, Bukavu
“Zij komen in functie van onze noden.”
meer weten…
Patrick Develtere (met Huib Huyse en Jan Van Ongevalle): Leuven (2012).meer surfen…
Mo* paper: Waarover gaat de toenemende Zuid-Zuidsamenwer- king? Ontwikkeling, niet hulp
Noord-Zuid-partnerschappen.
Posted on 15 November 2016 in Dossier, Gedrag en houding, Human relations, n'GO Blog, News, Sylvie Walraevens