+32 (0)10 24 80 69

MENING bij het n’GO-debat over Imperialisme in ontwikkelingssamenwerking – Stephane Heymans
Mening bij het n’GO-debat over Imperialisme in ontwikkelingssamenwerking

Stephane Heymans – Directeur Projecten bij Dokters van de Wereld (België)

Onlangs organiseerden we een n’GO-debat rond ‘Ngo’s op de rand van het imperialisme’. Een vrij gevoelig onderwerp dat op grote belangstelling kon rekenen. Met enkele mensen die zeer actief aan de discussies deelnamen, konden we wat meer in detail een paar aspecten onder de loep nemen. Vandaag geven we het woord aan Stephane Heymans, directeur projecten bij Dokters van de Wereld (België). De grote ngo’s in de medische sector lagen in dit debat vrij erg onder vuur. In het dossier van n’Go 23, kreeg Dokters van de Wereld ook kritiek van een van de deelnemers. Stephane Heymans antwoordt op volgende vragen: Kan Dokters van de Wereld nog een beroep doen op het recht van inmenging? Zijn de beschuldigingen van “gettovorming” aan het adres van ngo’s, waaronder DvdW, terecht? Hoe zien zij een partnerschap met de landen van het Zuiden? Wat is de inzet voor samenwerking en humanitaire hulp in de toekomst?

Partnerschappen: complementariteit

Tijdens het n’GO-debat werd – terecht overigens – lang gediscussieerd over het begrip partnerschap. Philippe De Leener toonde zich daarin genuanceerder dan een van de andere deelnemers, Léon Koungou, die een vrij “idealistisch” pleidooi omtrent de “Afrikaanse” solidariteit hield. Volgens de heer Koungou moeten we opnieuw gebruik gaan maken van de uitstekende lokale solidariteitsnetwerken, die als voorbeeld kunnen dienen. Naar mijn meningen liggen de zaken iets ingewikkelder dan dat. Ik zal zeker niet beweren dat we geen beroep kunnen doen op lokale netwerken – Dokters van de Wereld onderhoudt ook heel wat relaties met partners in het Zuiden, vooral in Syrië, Libanon en andere landen – maar het interessante aan een partnerschap is net de communicatie tussen beide partners. Ngo’s moeten geen loutere geldschieters zijn en het uitvoerende deel van het werk overlaten aan anderen die er projecten mee uitwerken zoals zij die voor ogen hebben, volgens hun eigen waarden en normen, omdat die zogenaamd onfeilbaar zijn. Omgekeerd moeten ze evenmin naar een land in het Zuiden trekken en daar eenzijdig een project uit de grond stampen in de overtuiging dat de lokale bevolking daarvoor toch niet de nodige expertise in huis heeft. Samenwerkingsprojecten moeten tot stand komen zoals hun benaming al aangeeft: samen moeten we iets anders gaan doen en iedereen draagt daar zijn steentje aan bij. Complementariteit is een beetje zoals 1+1=3.

Humanitaire hulp en samenwerking

Het debat toonde tevens aan dat er omtrent het verband tussen humanitaire hulp en ontwikkelingssamenwerking nogal wat onduidelijkheid bestaat: die twee worden steeds vaker met elkaar verward. Vroeger kende humanitaire hulp verschillende fasen: eerst een noodtoestand, gevolgd door een stabiliseringsfase, een wederopbouwfase enz. Tegenwoordig doen humanitaire ngo’s eigenlijk ook aan ontwikkeling, ook al verschillen hun interventiemodules natuurlijk van die van samenwerkingsngo’s. Het voorbeeld van AZG maakt dat duidelijk: een groot deel van hun activiteiten valt onder ontwikkelingssamenwerking. Wanneer AZG het HIV-virus gaat bestrijden in een land, dan vestigen ze zich daar gedurende 25 jaar. Dat kun je ook ontwikkelingssamenwerking noemen. En omgekeerd: wie aan ontwikkelingssamenwerking doet, kan ook voor urgente humanitaire noodsituaties komen te staan. Dan denk ik vooral aan de kindersterfte die in een aantal landen nog steeds veel te hoog ligt. Dokters van de Wereld speelt in elk geval in op ontwikkelings- en alternatieve logica naargelang de context, de lokaal aanwezige partners en de veerkracht van de gemeenschappen.

Achterhaalde vragen

Niettemin ben ik het oneens met bepaalde invalshoeken die tijdens het debat naar voren kwamen. Sommige thema’s zijn gewoon achterhaald. Zoals dat veelbesproken recht van inmenging,waarvan ook sprake in het dossier van n’GO Magazine. Dokters van de Wereld distantieert zich al langer van het recht op inmenging. Uit historische overwegingen zou er een beroep op kunnen worden gedaan, maar er is een groot misverstand dat de wereld uit geholpen moet worden: Bernard Kouchner heeft op DvdW of geen enkele andere ngo nog invloed sinds eind jaren 80! In plaats van oude koeien uit de gracht te halen, die geen enkele impact meer hebben op de projecten die vandaag lopen, zouden we ons beter richten op de opvallende evolutie van de afgelopen decennia. De humanitaire wereld is ingrijpend veranderd en moet nog een grote gedaanteverandering ondergaan om klaar te zijn voor de uitdagingen van de 21ste eeuw.

Verder zijn er dan nog de gratuite beschuldigingen, vooral aangaande die zogenaamde “gettovorming” vanwege ngo’s. Men (en dan vooral Léon Koungou) verwijt de humanitaire spelers dat ze zich afzonderen, zich niet mengen onder de lokale bevolking maar zich terugtrekken in hun eigen kamp. Dat geldt inderdaad voor een grote meerderheid van de ngo’s. Het zijn slechts enkele witte raven die werkelijk bij de lokale bevolking wonen. Maar dat is een natuurlijke reflex waarvoor men begrip moet kunnen opbrengen: wanneer ik bijvoorbeeld in Haïti ben, dan werk ik zeven dagen per week, twaalf uur per dag. Ik weet dat ik daar maar drie maanden zal blijven en als ontspanning drink ik dan wel eens een glas met een paar andere Belgen. We drinken hetzelfde bier, lachen met dezelfde moppen en noem maar op. Dat is een zoeken naar groepsgevoel wat overal tot uiting komt, niet alleen in het Zuiden en al helemaal niet uitsluitend bij ngo’s …Men mag dat natuurlijk betreuren, maar het is niet beperkt tot ngo’s alleen.

Uitdagingen voor de toekomst

Mijns inziens moet we dieper ingaan op enkele vragen die grote uitdagingen voor ngo’s in het algemeen vormen: welke plaats nemen ngo’s in ten opzichte van overheden en dienstverlening? Verhinderen wij de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld door op het terrein aanwezig te zijn en onze diensten aan te bieden waarin normaal gesproken door de Staat zou moeten worden voorzien? Wat is eigenlijk onze legitimiteit? Ngo’s zijn private, zelfmachtigende structuren die openbare diensten aanbieden. Is onze aanwezigheid wel gewenst? Wie kan daarover oordelen? Wat moet onze koppeling vormen met het maatschappelijk middenveld?

Louter werken als leverancier van (humanitaire en/of ontwikkelings)diensten lijkt me te beperkt, een ngo moet veel meer doen dan dat… We moeten de context waarin we werken voortdurend blijven onderzoeken en er onze positie in blijven versterken.

 

 

 

 

 

Ce site web utilise des cookies. En poursuivant votre navigation sur ce site, vous acceptez notre utilisation des cookies.