De ngo’s leggen zich zo goed als allemaal toe op overdracht van technische en praktijkkennis. Daarnaast zijn ze ook gevoelig voor het thema ‘interculturaliteit’ (het tegendeel ware verontrustend…). Tussen de lijnen door kunnen diezelfde vaststellingen evenwel ook als volgt geïnterpreteerd worden: pas nadat de overdracht van technische en praktijkkennis afgerond is, ontluikt er een voorzichtige, zeer voorzichtige, te voorzichtige interesse voor overdracht van interpersoonlijke vaardigheden: slechts 15% van de ngo’s besteedt er aandacht aan!
Overtuigd maar slecht uitgerust
De ngo’s zijn in de eerste plaats bezig met het welslagen van de projecten en vervolgens met de institutionele aspecten van hun organisatie (efficiëntie, administratie, financiën); die pakken ze aan met formele processen. Pas daarna komen de initiatieven die de leden in hun gedrag begeleiden, initiatieven waarvoor hulpmiddelen nodig zijn die de ‘soft skills’ aanpakken.
Deze vaststelling kan banaal lijken, maar ze is het niet omdat de deelnemers aan de enquête juist in grote getale de overtuiging delen dat de menselijke aspecten erg belangrijk zijn en attitude en gedrag sleutelelementen zijn voor het slagen van hun projecten. De verklaring voor deze kloof zou liggen in de beperkte beschikbaarheid van instrumenten die het gedrag kunnen beïnvloeden. « We zouden wel willen, maar we weten niet hoe » is de boodschap die we hier horen.
Voor hun human resources management zijn de ngo’s geneigd zich te beperken tot de standaard toolbox: functieprofielen, evaluatiegesprekken en dergelijke. Vreemd genoeg worden instrumenten zoals professionele coaching of aangepaste psychologische en sociologische disciplines, die nochtans hun efficiëntie reeds bewezen hebben in andere sectoren, weinig toegepast. Maar als een ngo bereid is daar werk van te maken, dan kunnen deze instrumenten de mensen echt wel tot een grotere professionele efficiëntie bewegen én tegelijkertijd hun persoonlijke groei bevorderen.
De enquête toont aan dat er een gebrek aan kennis is van deze instrumenten en disciplines en/of hun toepassing in de sector van ontwikkelingssamenwerking. Het lijkt wel of de volgende overtuiging die lacune invult: « We bouwen onze organisatie verder uit door nieuwe competenties aan te werven en tijdens het recruteringsproces hechten we groot belang aan interpersoonlijke vaardigheden. Zo komen we er wel.» Deze vaststelling wordt bevestigd door de zwakke investering in ontwikkeling van interpersoonlijke vaardigheden (een domein dat de sector slecht kent) buiten de recrutering. Een belangrijke vaststelling, want ze toont aan dat er marge voor vooruitgang is.
Er zijn hulpmiddelen beschikbaar, als men er maar open voor staat. Dit is precies waar ons e-zine n’GO voor staat: de verspreiding van deze instrumenten en het delen van ervaringen van spelers in de sector, telkens met het relationele en gedrag als topic. En dit in een geest van uitwisseling die in de ngo-sector sterk aanwezig is.
Dossier voorbereid door Renaud Deworst, Pierre Biélande en Miguel de Clerck // Verantwoordelijke voor de enquête: Miguel de Clerck
Conclusies in een oogopslag
Zich niet van strijd vergissen
Het Belgische ngo-landschap is vandaag voortdurend in beweging. De manier waarop projecten geleid worden verandert, onder eigen impuls of op vraag van de geldschieters. Er zijn twee grote tendensen: het gebruik van het logisch kader (met zijn sterktes en zwaktes) en het teruggelopen aantal expats. Stel je eens een ontwikkelingssamenwerking voor waarbij de fysieke ontmoetingen geteld worden, interculturele menselijke relaties zeldzaam zijn of de relaties door processen en formele procedures gestuurd worden, en waar programmering en planning heilig zijn. Deze karikatuur toont ons een systeem dat onmogelijk kan werken als het menselijk gedrag, individueel en collectief, niet in acht wordt genomen. De huidige manier van denken en doen, die zich steeds meer op de processen focust – zoals EFQM – laat steeds minder plaats voor het relationele. Deze processen hebben hun verdiensten en zijn zelfs onmisbaar, maar allemaal laten ze de informele dimensie van de informatie-uitwisseling terzijde. En juist daarin schuilt het hart van de relatie met de andere. De hypothese van Echos Communication is dat, meer nog dan de jobs zelf (die door een meerderheid van de ngo’s goed uitgeoefend worden), de capaciteit om individueel en collectief menselijk gedrag in heel het begeleidingsproces te integreren, het verschil in doeltreffendheid en impact zal uitmaken. Het gaat erom ze te ontdekken, te begrijpen en te managen. Bij de andere, bij zichzelf. In de relatie. In de organisatie.