+32 (0)10 24 80 69

Ngo-enquête. Aflevering 5

Ngo : hoe groter, hoe moeilijker de relatie

Heeft anciëniteit een invloed op de keuzes van de respondenten? Maakt het geslacht iets uit? Moeten we onderscheid maken tussen hen die veel ervaring in het Zuiden hebben en zij die dat niet hebben? Allemaal vragen die onze zoektocht naar correlaties gestuurd hebben. De grootte van onze steekproef laat te veel ruimte voor toeval om al onze vraagtekens te kunnen wegwerken. Alles voor niets dus? Neen. Uit de kruisingen die we maakten komen toch enkele interessante pistes naar boven.

Eerst en vooral hechten mannen meer belang aan de operationele competenties van de partners in het Zuiden dan vrouwen. Hoe zou dat verschil verklaard kunnen worden? In onze steekproef hebben de vrouwen meer jobs die een link hebben met human resources want -en dat is toch wel straf- alle HR directeurs die we geïnterviewd hebben waren vrouwen. Is dat een deel van het antwoord? Zeker is het niet, maar de hypothese is alvast interessant.

De tweede piste is de grootte van de ngo (zie grafiek 1). We maken onderscheid tussen de kleine ngo’s (tien medewerkers of minder) en de grotere (meer dan tien medewerkers). Waar-in zit het verschil? Vooral in de houding tegen-over de partners in het Zuiden. Op de vraag «noem de disciplines die jullie aanwenden in het kader van uw activiteiten », vermelden de grotere ngo’s meer technische disciplines, die ze gebruiken voor de planning en/of uitvoering van de projecten. De kleinere ngo’s daarentegen zijn geneigd die disciplines in mindere mate te vermelden. Deze vaststelling wordt door nog een andere correlatie versterkt: de grotere ngo’s hechten proportioneel meer belang aan operationele competenties (waartoe de technische kennis behoort) van de partners in het Zuiden. Maar wat zou dat kunnen zeggen? Is het een teken dat de grotere ngo’s technisch sterk staan en dus veeleisender zijn? Of wijst dat erop dat de kleine ngo’s hun activiteiten op een meer holistische wijze aanpakken, waarbij technische disciplines maar één van de vele zijn? Moeten we dat als een sterkte of een zwakte zien? Daarover kan gediscussieerd worden.

Proces versus relatie?

Een tweede duidelijk verschil: de kleine ngo’s maken minder melding van relatieproblemen als obstakel voor de samenwer-king met de partners in het Zuiden. De grotere ngo’s wijzen relatieproblemen vaker als de schuldige aan. Er bestaat dus een link – ten minste statistisch- tussen de grootte van de ngo en het gemak om een kwaliteitsrelatie met de partners te onderhouden. Deze vaststelling kan men op verschillende manieren uitleggen. Hebben de kleine ngo’s vlottere relaties omdat de tegenpartij van dezelfde grootte is en ze dus meer op voet van gelijkheid staan? Mogen we daar-uit besluiten dat de kleine organisaties, die afhangen van individuen en nog niet van systemen, soepeler zijn in de opbouw van een relatie? Kunnen we bij de kleine structuren spreken van een grotere investering om een vertrouwensrelatie op te bouwen?

Tot slot bepaalt de grootte niet of een ngo meer of minder opleiding in interpersoonlij-ke vaardigheden aanbiedt. Er zijn er sowieso weinig die het doen. Maar de kleine ngo’s concentreren zich wel heel sterk op zaken die de kwaliteit van de projecten moeten ver-hogen, terwijl de grotere ngo’s een voorkeur hebben voor materies die verband houden met communicatie. Het lijkt wel of er een drempel is waarboven de ngo’s meer geneigd zijn opleidingen in communicatie aan te bieden. Houden de kleine ngo’s zich bezig met de basiszaken en kunnen de grote, die al goed in het zadel zitten, zich veroorloven om meer aandacht te besteden aan de verspreiding van hun boodschap? Het is maar een hypothese.

Statistieken kruisen: gebruiksaanwijzing van c2 (chi kwadraat)

De test Χ² toont een relatie (aantrekking of afstoting) aan tussen twee variabelen zonder dat ze iets zegt over de sterkte van die relatie. De grootste beperking van Χ² is dat de gekruiste steekproeven voldoende groot moeten zijn, en dat is zelden het geval bij een enquête met slechts 94 respondenten.

Met andere woorden, met een grotere steekproef hadden we meer correlaties kunnen leggen. Wij werken met een foutmarge van 5%, wat een normale waarde is.

 

Is small beautiful ?

Pierre_BielandeDe grootte van de ngo’s is vandaag een actueel onderwerp nu de overheid zichzelf hertekent en bijgevolg ook het ngo-landschap. Klein-zijn wordt al te vaak geassocieerd met gebrek aan professionalisme. Een vooroordeel. Laten we het concept ‘professionalisme’ eens onder de loep nemen.

Betekent professionalisme dat men beschikt over expliciete beschrijvingen van de interventieprocessen en over impactcijfers? Houdt het ook rekening met de sociale veranderingsprocessen die door de tussenkomst van ngo’s gebeuren? Of gaat het over beide?

Laten we niet in te sterke vereenvoudigingen vervallen. Elke groeiende structuur moet procedures en processen invoeren. Waar het over gaat is dat processen slechts een klein deel van de uitgewisselde informatie capteren. Ongeveer 30%, volgens specialisten van de complexiteit, zoals Marc Halévy. (1) De overige 70% is informele uitwisseling. Onze hypothese is dat de relationele kwaliteit schuil-gaat in het informele aspect van de uitwisseling… De enquête toont aan dat de kleine ngo’s technische en mensenkennis minder losmaken van elkaar. Een troef die maakt dat ze vlotter zijn in de omgang. Wanneer gaat iemand het beste van twee werelden verzoenen?
(1) Spreker, expert en auteur Marc Halévy heeft meer dan tien jaar met Ilya Prigogine (Nobelprijs 1977) samengewerkt. Hij heeft verschillende boeken geschreven over de mutatie van samenlevingen en de complexiteit.

 

Ce site web utilise des cookies. En poursuivant votre navigation sur ce site, vous acceptez notre utilisation des cookies.