+32 (0)10 24 80 69

dossier

Op aarde als in de hemel

Religie als splijtzwam, religie als waarheidssluier; religie als cultuurdrager,
re-ligie als verbinding. Wat moeten we ermee, wat kúnnen we ermee, wanneer het Westerse secularisatiecredo geen vruchtbare bodem vindt in de rest van de wereld?

Het moet gezegd, het baart ons zorgen.

Het fanatisme waarmee religieuze stromingen de wereldorde in hun greep houden, lijkt de continentendrift op eigen houtje een duw te geven. De aarde kreunt. Is een samenwerking tussen Noord en Zuid, tussen West en Oost beter af zonder godsdiensten? Op het Oude Continent zit de grote afrekening erop: religie, gezien als individuele expressie van de allerindividueelste emotie, drukt niet langer haar stempel op het openbare leven. Is het nu afwachten tot ook de rest van de wereld ‘verlicht en dus ontwikkeld’ wordt? Zullen we elkaar dan eindelijk verstaan, zal er rust en welvaart komen, als de moeder van alle scheurmakers het zwijgen is opgelegd?

Of luidt de kernvraag anders? Zou een vernieuwde openheid en respect voor religie de Noord-Zuidwerking nieuw leven kunnen inblazen? Religie als grondstof voor dialoog? Een gewaagde stelling, maar ze is een grondige reflectie waard. Niet in het minst als oefening in bescheidenheid.

“In God we trust”

Het Westen mag dan openlijk geseculariseerd zijn, drievierde van de wereldbevolking laat zijn doen en laten leiden door een religieuze kijk op de werkelijkheid. Primitief? Wat gezegd van de USA, waar het protestantisme de mentaliteit door en door gevormd heeft? Het respect voor ondernemerschap, de notie van uitverkiezing en de daarmee verbonden morele bekommernis, de steeds weer verschuivende ‘as van het kwaad’, de dollarbiljetten met ‘in God we trust’, … Geen enkele cultuur is religievrij. En geen enkel waardensysteem of religie heeft universele betekenis.

Religie als sleutel

We zijn gefascineerd door de leefwereld van vreemde volkeren, maar we kunnen een cultuur onmogelijk kennen als we de godsdienst waaruit ze ontstaan is niet begrijpen en respecteren”, zegt Luc Collès, Hoogleraar Franse linguistiek aan de Katholieke universiteit van Louvan-la-Neuve. “Religie is niet enkel cultueel, maar ook cultureel. Er is een onlosmakelijke band tussen de Arabische cultuur en de Islam, de Indische cultuur en het Hindoeïsme, de Chinese cultuur en het Boeddhisme of Shintoïsme, het Westen en het Christendom. Religie is niet zomaar een verschijningsvorm van cultuur, maar de sleutel om haar te ontcijferen. De taal van heel veel volkeren is doorspekt van religieuze woorden en begrippen. Die religieuze taal drukt hun wereld- en mensbeeld uit, maar ze modelleert ook hun denken. Woorden kunnen in verschillende culturen heel andere ladingen hebben omwille van de religieus-culturele achtergrond. Al te vaak gaan wij aan die subtilitieten voorbij, met misverstanden als resultaat.”

Cultuur ≠ beschaving

“Culturen begrijpen en respecteren impliceert ook de erkenning van volkomen gelijkwaardigheid. Geen enkele cultuur, met inbegrip van haar religieuze voorkeur, kan pretenderen universeel te zijn, laat staan van een hogere beschavingsorde. Cultuur en beschaving zijn twee verschillende zaken: cultuur is de drager van waarden en savoir-être, terwijl beschaving het geheel van technische middelen of kennis is, die men kan verwerven zonder afstand te doen van zijn cultuur. Ook als een volk een verdergevorderd niveau van beschaving verwerft, kan en moet de lokale cultuur als onaantastbare waarde gerespecteerd blijven. Hulp van het Westen wordt door de lokale bevolking niet zelden als een daad van territorialisme gezien omdat het aangevoerde beschavingsmodel geen ruimte laat voor de culturele en religieuze eigenheid van de begunstigden. Omgekeerd kan een ontwikkelingswerker het grootste respect tonen voor de religieuze beleving van de lokale bevolking zonder zijn eigen mens- en wereldbeeld te verloochenen.”

Symbolische taal leren

Gerrie ter Haar is emeritus-hoogleraar Religie en Ontwikkeling aan het International Instutute of Social Studies van Erasmus Universiteit Amsterdam. Ontwikkelingssamenwerking moet in de theorie en de praktijk een antwoord vinden op de vraag hoe we omgaan met religie, zegt ze. “We hebben het religieuze fenomeen zo lang genegeerd of we lieten betijen zolang men ons maar volgde. Een dergelijke ontwikkelingssamenwerking is alles behalve duurzaam. We kunnen hoogstens een oppervlakkige gedragsverandering bekomen, maar zodra we onze rug hebben gekeerd, gedragen mensen zich als tevoren. Ze zijn helemaal niet bereid om af te stappen van hun religieuze wereldbeeld en moeten dat ook niet. Het economische paradigma weegt zwaar door in ontwikkelingswerk, maar religie is evengoed een deel van het publieke domein. Godsdienst is identiteitsvormend; ze schept een zelfbeeld, waardigheid en zelfbewustzijn. Om in contact te kunnen treden, moeten we de taal leren van mensen met een religieus wereldbeeld. Wij hebben soms de indruk dat het gebruik van die taal in strijd is met onze eigen waardenbeleving, maar de religieuze taal is niet anders dan elke andere symbolische taal.”

Nodeloos iconoclasme

Luc Collès bevestigt: “De idee dat secularisering tot ontwikkeling leidt is een absolute misvatting. Religies zijn dragers van vele (vergeten)waarden. De mythen vertellen waarheden over het leven en hebben daarom eeuwigheidswaarde. Ze doen mensen ademen, zelfs overleven. In de Goulag hadden groepen met vertellers in hun midden de hoogste overlevingskansen. Hetzelfde geldt voor symbolen, dragers van de gemeenschappelijke voorstellingen van een volk. We kunnen in technische domeinen perfect een wetenschappelijk taal hanteren, maar van symbolen en mythen moeten we afblijven. In onze grenzeloze bewondering voor de ratio hebben we heel veel mythen en symbolen nodeloos neergehaald.”

‘peole’s own resources’

Een diep respect voor de relgieuze belevingswereld van mensen moet ons ook behoeden voor wat Gerrie ter Haar een puur instrumentele of zelfs exploitatieve samenwerking met lokale kerken noemt. “De samenwerking met religieuze gemeenschappen wordt door sommige landen of seculiere organsaties bevorderd omdat deze kerken gemakkelijk toegang hebben tot de basis en zo hun doelstellingen bevorderen. Dit is een al te oppervlakkige benadering. Het credo van ontwikkelingshulp is toch juist dat zij gebaseerd moet zijn op ‘people’s own resources’? Ik pleit ervoor dat we de materiële hulpmiddelen van ontwikkelingssamenwerking uitbreiden met het ondersteunen van de spirituele resources waarover mensen beschikken. Als mensen in een kerkgemeenschap willen bidden voor genezing, dan kan dat voor hen een kracht zijn. Laten we ruimte geven aan de positieve kant van religie, zodat die hulpbron vruchtbaar kan worden aangewend voor de ontwikkelingsdoelen van de lokale gemeenschap zelf. Dit sluit uiteraard niet uit dat daarnaast ook medische of technische hulp moet worden geboden.”

Een zak condooms

En laat daar nu net het schoentje knellen. Niet zelden staan godsdiensten argwanend of weigerachtig tegenover oplossingen die door wetenschappers en hulpverleners worden aangereikt om de grote ontwikkelingsproblemen het hoofd te bieden, vooral in de medische sfeer. Denken we bijvoorbeeld aan de afwijzing van het condoomgebruik ter preventie van aids. Botsen we daar op de grens van de religieuze vrijheid?

Gerrie ter Haar meent dat de kwestie vaak veel subtieler is dan ze wordt voorgesteld. “We veronderstellen al te snel, op basis van een vereenvoudigd discours, dat religies tegen preventie zijn, Maar bij Moslims staat de aids- en condoomdiscussie even hoog op de agenda, getuige daarvan de verschillende Islamitische aidsconferenties, alleen doen ze dat anders dan wij. “Er is zelden sprake van een botsing tussen absolute waarden, zoals respect voor het leven; wel tussen de manieren waarop ze beleefd worden. Vaak verzetten Moslims zich eerder tegen de praktijk van het opdringen dan tegen het condoomgebruik zelf, dat in sommige gevallen wordt toegestaan. Bovendien sluit de manier waarop we onze boodschap brengen niet altijd aan bij de lokale gevoeligheden. Zo zal je het condoomgebruik niet aanvaardbaar maken door met een grote zak te komen aanwaaien.”

Heilig water

Brenda Bartelink is religiewetenschapper en projectmedewerker van het Kenniscentrum Religie en Ontwikkeling (Stichting Oikos). In haar doctoraatsonderzoek bestudeert ze hoe religieus geïnspireerde organisaties omgaan met sexualiteit en (aids)preventie. “Ons oordeel over de afzijdigheid van godsdiensten in het aidsdiscours is ongenuanceerd, maar ook ons bewustzijn over onze eigen zogenaamd ‘neutrale’ visie op gezondheid moeten we bijschaven. Onze ontwikkelingssamenwerking is technisch en professioneel, waardoor we de illusie koesteren ‘wetenschappelijk’ en dus waardenvrij te werk te gaan. Elke ontwikkelingswerker heeft echter een missie en doet onbewust aan waardenoverdracht. We moeten de ruimte creëren om over onze drijfveren te praten. Openheid over je motivatie en de (sexuele, politieke, religieuze, …) vrijheden waar je voor staat, bevordert de dialoog. Is dit een pleidooi voor religies? Dat niet, het Kenniscentrum bepleit grotere aandacht voor religie in ontwikkelingsprocessen omdat ontwikkeling pas duurzaam is als ze voortkomt uit wat mensen ten diepste drijft. Zo doopt de Ethiopisch orthodoxe kerk gelovigen met heilig water om de genezing van aids te bevorderen. Dit waterritueel heeft een belangrijke plaats binnen de Ethiopische cultuur en dus bestaat een juiste benadering erin de verbinding te zoeken tussen de verschillende perspectieven: religie en wetenschappelijke aidspreventie. We kunnen ook niet ontkennen dat de kerken in vele landen een grote rol spelen in de basisvoorzieningen en dat ze het gat dat de overheid achterlaat vaak invullen. Zij nemen vanuit hun religieuze motivatie verantwoordelijkheid op.”

Religieuze leiders

Ook de samenwerking met religieuze leiders moeten we op de juiste manier aanpakken, vindt Bartelink. “Wie vertegenwoordigen die leiders? Op het hoogste niveau worden interreligieuze ontmoetingen met veel poeha georganiseerd, maar op het lokale niveau heeft het gesprek vaak al veel langer plaatsgevonden en vinden moslims, christenen en hindoes elkaar rond thema’s als aids. Religieuze tegenstellingen zijn heel snel zichtbaar, maar er zijn ook ontelbare verhalen van verbinding. Helaas komen die niet in de pers.

Religieuse leiders kunnen in ontwikkeling een bijzonder belangrijke rol spelen, zegt Luc Collès. “Ze zijn – meer dan hier – begeesteraars, raadsmannen en modellen voor hun gemeenschap. Ze moeten ingeschakeld worden om een grondige argumentatie te ontwikkelen en om de communicatie met andere gezindten open te houden. In het verleden werd het accent al te veel gelegd op de culturele breuklijnen. Het wordt tijd dat via dialoog op zoek gaan naar wat ons bindt: het co-culturele. Zowel het Westen als de Islamwereld zullen zichzelf hierbij in vraag moeten stellen. Het geseculariseerde Westen moet de demoon van het ethnocentrisme aanpakken en ophouden zijn cultuur op te leggen. Maar ook de Islam bevindt zich in een historische impasse: na de twaalfde eeuw geraakte ze gevangen in een literalistische interpretatie van de Koran en heeft ze zich teruggeplooid op haar eigen wortels. We staan vandaag voor een moderniteit die radicaal anders is, namelijk pluricultureel en gemetiseerd. We moeten niet langer op zoek gaan naar een zo groot mogelijke zuiverheid en homogeniteit, maar naar een dialoog van culturen. Daarbij zullen we waarden ontdekken die we verloren waren of niet eens kenden.”

Universele Mensenrechten

Daarmee hebben ter Haar en Collès echter niet gezegd dat de religieuze benadering van de werkelijkheid grenzeloos verdedigd moet worden. Beide leggen nadrukkelijk de grens bij het respect voor Universele Rechten van de Mens en veroordelen elke praktijk die daar tegenin gaat. Als godsdienst destructief wordt, dan moeten we ons daartegen verzetten, wat geldt voor elke ideologische negatieve kracht. Wanneer bijvoorbeeld hekserij het recht op leven bedreigt, dan is de grens overduidelijk bereikt. Toch volstaat het voor Gerrie ter Haar niet om je bakens te zetten en enkel te zeggen wat wel en niet mag. Men moet ook een praktische oplossing kunnen aanreiken. “Wat bijvoorbeeld met de veelbesproken vrouwenbesnijdenis?”, vraagt ze zich af. “Deze praktijk is onaanvaardbaar, maar als een niet-besneden vrouw geen man vindt en uitgesloten wordt uit haar gemeenschap, waar moet ze dan heen? Wat gaan wij als alternatief bieden? Asiel? Onze morele gevoeligheid stopt snel en de vrouw mag het zelf uitzoeken. In deze kwestie vind ik het essentieel om lokale vrouwenorganisaties die met de materie bezig zijn hun weg te laten bereiden.”

Religie als splijtzwam, religie als verbinding. De wereld blaast nu eens warm, dan koud. Niets houdt ons echter tegen om alvast in ontwikkelingssamenwerking naast de notie van ’noodzakelijk kwaad’ ook de notie van ‘spirituele hulpbron’ een plaats te geven in ons oordeel. Verrassingen zijn niet uitgesloten!

 

Sylvie Walraevens

 

Ruth Jansen, Medewerker Islamic Relief (internationale, Islamitische hulporganisatie

“Islamic Relief biedt bijstand aan iedere hulpbehoevende, ongeacht zijn identiteit. De Islamitische waarden waarop de hulpverlening gebaseerd is, stroken met de universele mensenrechten. We zetten regelmatig gezamenlijke projecten op met andere religies, zo bijvoorbeeld de voorbereiding van rampen op religieuze plaatsen in Indonesië. Wat maakt een Islamitische hulporganisatie dan specifiek? Fondsenwerving gebeurt steeds tijdens de ramadan en het offerfeest, omwille van de religieuze liefdadigheidsplicht van de moslims. Ook de inhoudelijke keuze voor projecten heeft een Islamitische grondslag. Het grote belang dat we hechten aan hulp voor wezen gaat terug op de leer van Mohammed, die stelde dat wie zijn vader verloren heeft een wees is en geholpen moet worden. Islamic Relief zal daarom de economische bijdrage die een vader normaal aan de opvoeding van zijn kind geeft ondervangen. Ook water als symbool van reinheid staat centraal in heel wat projecten. De voorkeuren van onze donateurs, in de eerste plaats particulieren, geven richting aan onze keuze voor bepaalde landen of projecten. De religieuze achtergrond van onze organisatie biedt in de eerste plaats het voordeel dat we gemakkelijker toegang krijgen tot religieuze gemeenschappen met hetzelfde gedachtengoed. Maar de Islamitische gemeenschap is ook geen homogene massa. Tussen officiële leer en praktijk is er vaak een groot verschil. Islamic Relief wordt gezien als een ‘middle of the road’-organisatie. We willen aan het hele scala van donateurs tegemoet komen. Toch is dat niet steeds een gemakkelijke keuze, vooral als we ook de meest conservatieve donateurs te vriend willen houden. Dat kan wel eens verlammend werken.”

Ton Groeneweg, Programmaverantwoordelijke bij Mensen met een Missie ( katholieke ontwikkelingsorganisatie)

“Wij kiezen uitdrukkelijk voor kleinschalige faith-based partners, van allerleid strekking. Waarom die keuze? Omdat een gemeenschappelijke basis de mogelijkheid biedt diepgaande relaties aan te gaan. Er is meer begrip. Een Zuid-Afrikaan zei me ooit: ‘jullie spreken onze taal, jullie snappen ons. Bij anderen moeten we onze religieuze overtuiging verhullen.’ Het Westerse geseculariseerde ontwikkelingsdiscours argwaant religieuze visies, maar in de alledaagse praktijk is er bijzonder veel nuance en pragmatisme. De tegenstellingen ontstaan als thema’s besproken worden in de openbare, politieke ruimte. Vele Westerse organisaties zien religieuze beleving als iets dat zich nog moet ontwikkelen. Dit staat elke notie van gelijkwaardigheid in de weg. Het Westerse model van ontwikkeling weerspiegelt onze Westerse geseculariseerde samenleving. Het Zuiden heeft niet noodzakelijk dezelfde ontwikkeling nodig.”
“Religie kan ook een bijzonder krachtige bron van inspiratie zijn. De oude missionarissen ontroeren mij: ze hielden het een levenlang vol en waren vaak heel pragmatische mensen, die niet uit waren op bekering. Zij zijn voor mij de oermoeders en -vaders van ontwikkelingssamenwerking omdat ze vanuit de lokale context dachten, waarmee ze over de jaren vervlochten waren. De professionele kant van ontwikkelingssamenwerking, met zijn grote structuren, meetbare resultaten en interventies is natuurlijke belangrijk, maar de weerbarstigheid van de lokale context steekt toch vaak een stok in de wielen. Religie is in de meeste landen een sterk cultuurgegeven, geen privé-zaak zoals bij ons. Via vieringen en rituelen wordt een band geschapen. Een vergadering die opent met een gebed, een gebruikelijke praktijk in het zuiden, neemt een heel andere start dan een opening met agendapunten. Het gebed maakt mensen onderdeel van een groter verbindend geheel. Ik vind vooralsnog geen seculier alternatief voor deze krachtige bron van inspiratie.”

 

Carol Sacré, Afdelingshoofd Socioculturele Activiteit en Permanente Vorming (IHECS), onderzoeker naar Congolese Pinksterkerken

“Heel wat ontwikkelingsprojecten lopen stroef omwille van sociaal, cultureel of religieus onbegrip. Het zou ons veel vooruit helpen als we religie niet langer als een obstakel zien, maar als een hulpbron die individuen en maatschappijen kan sterken. Volkeren die in een economische of militaire crisis verkeren, waarbij de organisatie van de gemeenschap ontwricht is, beleven vaak ook een identitaire crisis. De alledaagse realiteit is in heel wat landen simpelweg te hard en mensen zoeken een toevlucht. Ze hebben dan een natuurlijke reflex om zich tot een god te keren, waarin ze vertrouwen stellen. In Congo deed ik onderzoek in een centrum voor geestelijke gezondheid en behandeling van mentale ziektes. Ook daar speelde religie een belangrijke rol, te meer omdat de moderne geneeskunde de psychologische en mentale noden van de slachtoffers onvoldoende onderving. Helaas is er op vele plaatsen een soort van religieuze markt ontstaan, een competitie tussen godsdiensten, die zich vaak bezondigen aan mentale manipulatie van kwetsbaren. In Haïti zag ik de dramatische gevolgen voor de aidsproblematiek omdat een godsdienst gebaseerd op traditionele, streng-katholieke en puriteins-protestantse invloeden er de regels stelde. Zolang religies een gezonde vorm aannemen, denk ik dat ze een waardevolle therapeutische bijdrage kunnen leveren aan mens en maatschappij.”

Burkina Faso. Religies buigen zich gezamenlijk over familieplanning

Illu_encadré_burkina

Met een vruchtbaarheid van 5,81 kinderen per vrouw en een bevolkingstoename van 2,9% per jaar kreunt Burkina Faso onder zijn demografische groei. Sinds 2010 test het West-Afrikaanse land een project van familieplanning uit met de hulp van de Unie van Religieuze Leiders en Chefs coutumiers van Burkina (URCB/SD). Ze hanteren daarbij een heel eigen methode, waarbij religieuze teksten naar voren worden geschoven die een spreiding in de tijd van geboorten verdedigbaar maken. De projecten in Koungoussi en Diapaga worden geleid door een hondertal religieuze en opinieleiders, die reeds om en bij de 6000 vrouwen hebben bereikt via rollenspelen en andere methodes. Op het terrein stelt men een groeiende verandering van mentaliteit vast, met een vermindering van het geboortecijfer als resultaat.

Ce site web utilise des cookies. En poursuivant votre navigation sur ce site, vous acceptez notre utilisation des cookies.