, januari 2012. De gloednieuwe zetel van de Afrikaanse Unie wordt feestelijk ingehuldigd door een schare Afrikaanse leiders. Vanuit de tribune regent het lofbetuigingen. Ze zijn gericht aan de Chinese overheid die, als teken van vriendschap, dit immense complex van staal en glas voor de unie liet bouwen. De commerciële partner nummer één van het continent is blij Afrika te kunnen helpen bij zijn ontwikkeling. De boodschap komt duidelijk over bij de aanwezigen. Voor alle duidelijkheid: in de vertaalkoptelefoons staat Chinees op kanaal één; het Engels werd naar de tweede plaats verbannen. «Historisch gezien is de Chinees-Afrikaanse relatie gebaseerd op een wederzijds respect», licht Peter Konijn, voorzitter van Knowing Emerging Powers in Africa, toe. «China spreekt herhaaldelijk over een gedeelde identiteit: Wij zijn ook een land in ontwikkeling en hebben ook geleden onder het kolonialisme, onder de overheersing van andere grootmachten. Wij zijn even arm geweest als jullie, maar we zijn er in geslaagd om de afhankelijkheid van de Westerse technologie en financiering te doorbreken. Het belangrijkste element in dit proces is het geloof in vooruitgang, de overtuiging dat de situatie verbeterd kan worden.» Deze woorden weerklinken van Kaapstad tot Dakar, bevestigt Guy Gweth, consultant in economische en strategische intelligentie en directeur van Knowdys. «Als je de Chinese speeches van Hu Jintao entre 2004 et 2009 onder de loep neemt, stel je vast dat hij op zijn 18 staatsbezoeken telkens dezelfde structuur in vier stappen volgt. Eerst wordt de historiek van de relatie beklemtoond. Daarna komen de realisaties van China in Afrika, gevolgd door een reeks beloftes. Om af te sluiten verzekert China de voortzetting van een broederlijke, respectvolle en duurzame samenwerking. De redevoering is goed opgesteld, coherent en beantwoordt aan de verwachtingen van de Afrikaanse toehoorders.» Het charmeoffensief blijkt vruchten af te werpen. Stap voor stap verovert China de hoofden en de harten van de Afrikanen en dit resulteert in een redelijk positieve perceptie. «Je kan heel Afrika niet over eenzelfde kam scheren, maar er zijn toch een paar algemene tendensen merkbaar. De politieke klasse onthaalt de mentaliteitsverandering ten opzichte van de Europese arrogantie positief. De samenwerking met China zorgt ervoor dat de politici een paar van hun kiesbeloften kunnen waarmaken op vlak van infrastructuur en investeringen. Bij de middenklasse neemt het consumptiegedrag gaandeweg toe. Door de toenadering tot China kan een doorsnee gezin zich een koelkast veroorloven zonder daarvoor in het rood te gaan. Deze sociale klasse kan zich zo versterken en haar status bevestigen, wat op zijn beurt de economische groei bevordert. De feelgood van de neoconsumenten krijgt een stevige boost. Onder invloed van een lovende Afrikaanse pers krijgt China in de publieke opinie het imago van de sympathieke economische en diplomatieke partner.» Parijs en Washington kijken argwanend naar deze geopolitieke veranderingen. «Europa koestert al lang vooroordelen tegenover China», zegt Laurent Delcourt, socioloog, historicus en onderzoeker aan het Centre tricontinental (CETRI). «Met meer dan een miljard inwoners, is het een grootmacht die ongerustheid zaait en haar intenties worden met argusogen bekeken. Er worden totaal verschillende en voor ons onbekende waarden en instellingen opgevoerd en dat bemoeilijkt ons begrip van de internationale acties die ze ondernemen. De Chinezen kijken bijvoorbeeld helemaal anders naar het onderscheid tussen individuele en collectieve rechten. De collectieve ontwikkeling van het geheel primeert op de rest. Traditioneel is ontwikkeling in de eerste plaats een collectief recht dat enkel bereikt kan worden door de eenheid van de gemeenschap te bewaren; individuele rechten zijn daaraan totaal ondergeschikt. Dit choqueert ons, westerlingen, en we vinden dus een geel gevaar uit dat eigenlijk niet bestaat! Het is bijvoorbeeld verbazend dat er zoveel kritiek is op het opkopen van Afrikaanse gronden door Chinezen. Als je de rekensom maakt, kom je uit op 50% aankopen door westerse privébedrijven tegenover slechts 4% door de Chinezen…» Moeten we daarom de reactie van Europa zien als misplaatste trots? «Het lijkt voor de Europeanen moeilijk om deze nieuwe invloed te aanvaarden, maar ook om zichzelf in de spiegel te bekijken en de voorbije 50 jaar van ontwikkelingssamenwerking te beoordelen. De snelle Aziatische ontwikkeling moeten we in relatie zien tot het negatieve beeld dat de Afrikaanse elite heeft van het Westen. Je moet er voor een stuk de verwerping in zien van de economische politiek van de laatste dertig jaar, de voorwaardelijkheid en het moraliserende discours.» «Natuurlijk kan je niet ontkennen dat Chinese bedrijven het niet zo nauw nemen met milieunormen, sociale rechten, traffiek van wilde dieren of ontbossing. Maar je kan ook moeilijk de enorme vooruitgang op vlak van infrastructuur ontkennen. Voor de Afrikaanse overheden is het geen slechte zaak dat er een snelle en veel goedkopere oplossing aangeboden wordt. Kijk maar naar de evolutie van Kinshasa. Peking steekt zijn interesse voor grondstoffen of de wil om voet aan de grond te krijgen in welbepaalde markten niet onder stoelen of banken, maar dit gebeurt wel in een relatief sereen kader. Chinezen en Afrikanen praten niet meer zoals vroeger over een Zuid-Zuidsolidariteit maar over een echte win-winpartnerrelatie, wat erop wijst dat de economische samenwerking het heeft gehaald op de politieke of ideologische samenwerking. Ik denk dat het wijzer is om het ontwikkelingswerk van de OESO niet tegenover de Chinese aanpak te zetten, maar te focussen op de complementariteit. De belangen van een goed werkende overheid en van economische groei zijn uiteindelijk perfect verzoenbaar.» De Chinees-Afrikaanse relatie dateert niet van gisteren. Sinds de jaren vijftig zijn er ook culturele banden aangehaald. Getuigen daarvan de talrijke Confusius Instituten in Kenia, Kameroen en Zuid-Afrika die de verspreiding van de Chinese cultuur willen bevorderen. «China investeert veel in media en in instituten om zich bekend te maken», stelt Peter Konijn. «Elk jaar worden er ongeveer 20.000 beurzen toegekend aan Afrikanen om te studeren in China. Er is wel een gebrek aan kennis aan Chinese zijde. Ze kennen weinig over de verschillende landen, culturen en bevolking. De laatste tien jaar is het aantal Afrikaanse studies lichtjes gestegen, maar het blijft marginaal. Op de werkvloer spreken de Chinezen de locale taal niet en beschikken ze over een zeer beperkte kennis van het Engels of Frans. Een interculturele verrijking kan je het niet echt noemen. Het merendeel van de Chinese werknemers is arm en komt alleen om te werken. Ze komen zelden buiten hun werf omdat ze angst hebben voor de buitenwereld.» «Ik denk dat op dit moment het grote verschil zit in de houding van de Chinezen. China heeft niet de bedoeling om haar visie op ontwikkeling door te drukken. Het wil zich niet in de binnenlandse politiek mengen en ze laten het vermanende vingertje achterwege. China concentreert zich op economische groei, een win-winretoriek en de gelijkheid tussen beide partijen. Maar maak je geen illusies: of het nu China, Brazilië of India is, de relaties blijven asymmetrisch. Daar zijn de Afrikaanse leiders zich zeer bewust van. Ik merk dat de Afrikanen de nieuwe opkomende grootmachten niet per se anders bekijken dan de oude. Ze willen vooral zelf hun eigen lot in handen nemen en de oplossingen of oorzaken van hun problemen niet langer buitenaf gaan zoeken. Afrika wil zijn eigen keuzes maken en een toenemend aantal internationale spelers kan alleen maar hun onderhandelingsmacht vergroten en misschien de stap naar echte onafhankelijkheid zijn.» RENAUD DEWORST Acht principes In 1964 stelde de toenmalige Chinese premier, Zhou Enlai, na een bezoek aan Ghana, een handleiding op met enkele principes over de Chinese hulp. Ze zijn vandaag nog bruikbaar, maar de interpretatie is geëvolueerd met de tijd. Doet het begrip soft power een belletje rinkelen? Het is de capaciteit van een politieke speler (publiek, privé, ngo of burgerbeweging) om op een indirecte manier het gedrag van een andere politieke actor te beïnvloeden. Om dat te bereiken worden niet-dwingende middelen ingezet. Over het algemeen zijn cultuur of ideologie de meest effectieve vectoren. Een voorbeeld? De verspreiding van televisieseries. De Chinese soap “Doudou en haar schoonmoeders” werd gedubd in Swahili in 2011 en werd een groot succes in Tanzania en Kenia. Vandaag dringt Mao Doudou met haar man Yu Wei de huiskamers van Franstalig Afrika binnen met een Senegalees accent. China wil met deze series de Afrikanen de moderne Chinese stadscultuur laten ontdekken… Vanuit Europees standpunt wordt China geregeerd door een ultragecentraliseerde macht die alle beslissingen neemt op nationaal en internationaal niveau en die zowel het publieke als het privédomein controleert. De Chinese communistische partij zou daarbij de enige stuurman aan boord zijn. Waarschijnlijk is het feit dat China een eenpartijstaat is de hoofdreden voor onze foute simplificatie. In werkelijkheid verschillen de machtsspelletjes niet veel van de westerse democratieën. De provincies maken het de nationale politiek moeilijk en een groot aantal privébedrijven kunnen heel wat meer invloed uitoefenen dan de ministers, met wie ze vaak geprivilegieerde relaties onderhouden. China is sterk veranderd sinds Mao…dossier
Chinese schaduwen
Economen, ecologen, politici of burgers: iedereen heeft zijn gedacht over de Chinese aanwezigheid op Afrikaanse bodem. Er zijn ook weinig onderwerpen die zoveel verdeeldheid zaaien. Er gaapt een diepe kloof tussen het gele gevaar en een nieuw voorbeeldmodel. Waarom verschilt de perceptie zo sterk?
Addis Abeba
Identité et fraternité
Verschillende perceptieniveaus
China beitelt zo aan een vlot en vriendelijk imago. Maar de eerste scheurtjes beginnen zich te vertonen. «Bij de economische spelers is vooral de grootdistributie, die stevig in het zadel zit, erg opgezet met de situatie. Maar de kleinere handelaars lijden erg onder de concurrentie en bepaalde segmenten zoals de textielsector worden platgewalst door ‘made in China’. Sommige intellectuelen maken zich ook zorgen over de aanwezigheid van de grootmacht in Afrika op middelgrote en lange termijn. Lamido Sanusi, gouverneur van de centrale bank in Nigeria, had het in maart 2013 over het neokolonialisme van China in Afrika. China wil Afrika gebruiken als uitstalraam voor haar macht en succes in internationale zaken. Maar welke prijs wordt daarvoor betaald?»
Het Westen lacht groen
Win-win
Sterker dan woorden
Doudou en zijn schoonmoeders
Meer dan een gezicht